Danse Macabre

Door Alma Mathijsen

Het moet vlak voor de dood van mijn vader zijn geweest. Negen jaar oud moet ik zijn geweest. Ik weet niet waarom maar ik kan me niet herinneren dat er iemand met me mee was. Het voelde alsof ik alleen achter het hek stond van het spookhuis in de Efteling. Mijn moeder, waarschijnlijk wat tantes en een paar neven zullen erbij zijn geweest. Toch was ik alleen.
Het ijzer van de buizen voelt koud in mijn handen. Ik houd het stevig vast. Eerst hoor ik de viool, de graven beginnen te schuiven. Iets wat ik niet eerder heb gevoeld kruipt door mijn botten. Angst, en nog iets. Ik deed iets alleen. Het raast door mijn bloedbanen. Langzaam stijg ik op en daalde neer tussen de lijken van de Danse Macabre. Weer de violen. Een licht dat schijnt op een graf dat plotseling begint te bewegen. Nog meer violen. Een gewaad dat wuift op de wind. Daarna klinkt alles tegelijk. Stenen rollen van hun plaats. Ik zet een voet neer op het zachte mos, dat indeukt bij elke stap die ik zet. Onder de balustrade een vrouw in een trouwjurk, haar gezicht uitgehold, opgevreten door de dood. Even draait ze zich naar me toe, lijkt me aan te kijken en wendt zich van me af. Ik sluip tussen de half-doden door en vindt rust bij de vioolspeler op het voorste graf. Even kijk ik naar de andere bezoekers van het park. De meeste leunen over de leuning heen, hun benen over elkaar geslagen. Vaders met hun elleboog op de leuning, hand onder de kin, verzakte gezichten. Een paar kinderen zo dicht mogelijk tegen het glas, hun ogen wijd opengesperd, anderen achter de benen van hun moeder, soms durven ze een kijkje te nemen. En dan de moeders die een flesje voorbereiden. Ik wil de viool vastpakken en daarna de draaikolk. Het mooiste wat ik ooit heb gehoord. Het is de allereerste keer. Niets mooier dan dat. De spiraal van viool die je als een draaikolk meezuigt in een ander bewustzijn. Mijn voeten worden kleiner. Ik stijg op, zwier mee in de muziek en verdwijn. Even verdwijnen. Weg van de aarde, tussen de geesten, de doden die niet geplaagd worden door het leven. Die niet boterhammen hoeven op te eten, die niet keeper hoeven te zijn, kleren moeten uitkiezen in de ochtend. Ik draai weg van de wereld. Wil de botten van mijn nieuwe vrienden vastgrijpen en met ze dansen. Met ze spelen. Een meisje met een vlecht in haar nek wijst mijn kant uit. Haar vader tilt haar op. Het meisje blijft wijzen naar me. Ik kijk naast me, geen andere half-doden in mijn directe omgeving. De vader knikt, hij lijkt iets te zeggen als, ja heel knap gedaan. En kijkt dan op zijn telefoon. Het meisje blijft me aanstaren. Dan plotseling komt het einde te abrupt. Het is voorbij. Terug naar de echte wereld. Mijn moeder pakt mijn hand vast. Ik wil weer opgeslokt worden. Verdwijnen, altijd verdwijnen. Later heb ik het vaak opnieuw geluisterd. Telkens wachtend op die draaikolk, hopend dat ik weer zou worden meegetrokken. Het gaat nu moeilijker, al heb ik het nu harder nodig dan ooit tevoren.

over Alma Mathijsen
Alma Mathijsen (1984) schreef vijf romans, een novelle en een verhalenbundel. Vergeet de meisjes (2017) stond op de shortlist van de BNG Bank Literatuurprijs en Bewaar de zomer (2020) werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. In haar werk onderzoekt ze onderwerpen als verlies, taal en trauma op een speelse en gedurfde manier, of dat nu is via een vrouw die in een hond wil veranderen (Ik wil geen hond zijn, 2019) of een verborgen land vol nachtmerries (Onderland, 2024).

Meer verhalen? Schrijf je in voor de nieuwsbrief en ontvang elke twee weken een nieuw verhaal in je inboxje. 

word ook Kleine Vriend
€5 per maand

meer dan 180 mensen
gingen je voor!