Ontdek de Turangalîla-symfonie
In 1946 kreeg Olivier Messiaen een commissie voor een orkestwerk van de dirigent van het Boston Symphony Orchestra, Serge Koussevitsky. Aan de lengte van het stuk of verdere uitbreiding van het orkest met andere instrumenten werden eisen noch grenzen gesteld. Dit liet Messiaen zich geen twee keer zeggen. Twee jaar later voltooide hij zijn Turangalîla-symfonie, in zijn eigen woorden een liefdeslied gebaseerd op de tragische Germaanse mythe van Tristan en Isolde. Dit immense werk vereist naast het reguliere orkest maar liefst veertien verschillende percussie-instrumenten (er zijn acht tot elf percussionisten nodig om het stuk uit te voeren), een piano en een elektronische voorloper van de theremin dat de ondes martenot heet – als je ooit een film over aliens hebt gezien die meer dan zeventig jaar oud is, dan ben je bekend met het geluid. Dit rariteitenkabinet speelt vervolgens tien delen en maar liefst tachtig minuten aan muziek, vol voornamelijk dissonante klanken die uiteindelijk wel uitkomen op een tonaal en bombastisch akkoord.
Het verbaasd allicht niet dat Turangalîla niet voor iedereen is weggelegd. Al in 1954 noemde criticus Neville Cardus van de Manchester Guardian het stuk een ‘compleet onsymfonische productie’ en besloot zijn recensie met de woorden: ‘als het publiek van vandaag Messiaen kan verdragen, kan het alles verdragen’. Een jaar eerder schreef Eric Blom, een andere Brit, in The Observer: ‘(…) Toen ik na vijf eindeloze delen (…) hoorde dat er nog vijf delen zouden komen, realiseerde ik me pas echt wat de avond zou inhouden’.
Wat misschien wél verbaast is dat ook Messiaen’s medecomponisten en latere musicologen veel kritiek op de Turangalîla hebben geuit. ‘Bordeelmuziek,’ oordeelde componist en Messiaens leerling Pierre Boulez. Zelfs in een boek over Messiaen en zijn muziek noemde de criticus Paul Griffiths het stuk ‘vulgair’. Zij hadden echter kritiek op de andere kant van het stuk, namelijk de soms erg tonale melodieën en akkoorden die in een klassieke Hollywoodfilm niet zouden misstaan. Onder modernisten als Boulez, die zich zo graag tegen gevestigde normen verzetten, zijn dergelijke flirts met tonaliteit natuurlijk uit den boze. In de tijd dat het stuk werd gecomponeerd was er een hevige discussie tussen componisten die de atonaliteit van Schönberg and friends verder wilden dragen (modernisme) en componisten die juist terug wilden grijpen op oude vormen (neoclassicisme); Messiaen’s hybride stijl was dus voor beide kanten controversieel.
Messiaens mengen van traditionele tonaliteit en minder traditionele technieken is echter geen besluiteloosheid, maar volledig afkomstig uit diens eigen overtuigingen. Hij was een overtuigd katholiek en al vroeg in zijn carrière begaan met het uitdrukken van zijn geloof in zijn muziek. Dit deed hij onder andere vanuit het idee dat hij als mens niet zou moeten discrimineren binnen Gods schepping: God is voor Messiaen tijdloosheid en diversiteit. Zijn eigenzinnige stijl is dus bedoeld als reflectie van het goddelijke, zelfs in een muziekstuk zonder direct religieuze inhoud als de Turangalîla-symfonie.
Ondanks de controverse, of misschien wel dankzij de controverse, wordt de Turangalîla-symfonie gezien als één van de belangrijkste orkestwerken van de twintigste eeuw. Juist door die mengeling van tonale ‘kitsch’ en atonale ‘kakofonie’ en de belachelijk uitgebreide orkestbezetting is het een uniek werk. Het is, kortom, een werk dat je gehoord moet hebben. En in tegenstelling tot Eric Blom weet je nu een beetje wat je te wachten staat.
Op maandag 23 maart speelt het Nederlands Philharmonisch Orkest de Turangalîla-symfonie in het Concertgebouw in Amsterdam. Koop hier je kaartje of bezoek het concert gratis als 24classics lid!
Foto’s door: Marco Borggreve