Op vleugels van het communisme

Door Karel Geeraedts

In zijn boek De klank van de heilstaat zet historicus en Ruslandkenner Michel Krielaars tien beknopte biografieën op een rij van musici die carrière probeerden te maken in de Sovjet-Unie. Uit die parallelle levensbeschrijvingen van bekende en minder bekende pianisten, cellisten, componisten en variétéartiesten rijst een naargeestig tijdsbeeld op, waarin partijfunctionarissen lijken te geloven dat de communistische heilstaat op slag zal worden verwezenlijkt als de juiste muziek eenmaal is ingezet. Het werd een tijd van ideologische bemoeizucht, tegenstrijdige verordeningen, en veel angst. Uiteindelijk loste de terreur zich op in willekeur en begripsverwarring, omdat niemand nog kon uitleggen waarnaar eigenlijk werd gezocht. Met zijn boek probeert Krielaars licht te werpen op de vraag hoe het toch kan dat er gedurende die hele geschiedenis voortdurend zo’n schitterende muziek werd gemaakt.
 
In het voorwoord beschrijft Krielaars zijn bezoek aan een herdenkingsconcert in het conservatorium van Moskou, ter ere van de 75e verjaardag van Alfred Schnittke. Hij is dan correspondent voor het NRC Handelsblad. Onderweg loopt hij langs de Coffeemania, waar zich de winnaars van het kapitalisme met Bentleys voor de deur verzamelen om zich te laven aan alles wat je met geld kan kopen. Eenmaal in de concertzaal ziet hij echter een ander publiek. Het zijn mannen en vrouwen met ouderwetse gezichten, niet eens zo oud, maar ze dragen ‘grote plastic brillen en grijsbruine slobberpakken, zoals je die in de dagen van de Sovjet-Unie in warenhuis Goem op het Rode Plein kon kopen. […] Het is alsof ik in een enorme ark van Noach zit, samen met nog geen tweeduizend overlevenden van een weggespoelde beschaving.’
 
Een frappant beeld: de Sovjet-Unie als een door een kapitalistische zondvloed weggespoelde beschaving. Was het uiteenvallen van de Unie dan zo’n kaalslag zonder enig perspectief?
 
MK: ‘Niet in materieel opzicht. Er is een groep die de afgelopen dertig jaar ontzettend rijk is geworden en het kapitalistische Westen wil imiteren. Maar cultureel stelt het niets voor. Af en toe is er een oligarch die een Stradivarius voor een getalenteerde musicus koopt, maar daar blijft het bij. Ik was ooit bij een concert van die violist met die Stradivarius dat plaatsvond in een Moskous paleis. Daar zitten dan al die mannen met miljarden in hun zakken de hele avond alleen maar op hun telefoon te spelen. Er is geen enkele interesse.’

Maar er bestaat nog een harde kern die een traditie levend houdt.

MK: ‘Het is de oude intelligentsia van professoren, exacte wetenschappers, en ook veel Joden die vaak in de academische wereld carrière maakten. Ze geven hun kinderen een goede opvoeding. Anderhalf jaar geleden was ik nog in het Mariinskitheater waar Sjostakovitsj’ Lady Macbeth van Mtsensk werd opgevoerd. Het was de jongere generatie die toen in de zaal zat, en in de pauze hoor je hoe de vrouwen de samenstelling van de opera aan het bespreken zijn. Ze bezitten zoveel kennis die ze van huis uit hebben meegekregen, terwijl je aan hun kleren ziet dat ze niet rijk zijn en gewone banen hebben. Dat kom je hier niet tegen.
 
Alsof ze iets bewaren en doorgeven.

MK: ‘De intelligentsia daar komt uit een tijd waarin er niets te doen en te koop was. Je kon naar je werk gaan, en je kon leren en kunst maken. Dat was de manier om te leven en toch niet ten onder te gaan aan de realiteit van alle dag. Als je dat niet deed stak je je kop in het zand en ging je gewoon plezier maken: zuipen, vreten, dansen. Maar het echte leven zit in je hoofd, in het scheppen of luisteren.’
 
In dat opzicht is er weinig veranderd.
 
MK: Nu zie je ook dat de cafés in Rusland vol zitten terwijl er tweeduizend coronadoden per dag vallen. Niemand draagt een mondkapje. Iedereen leeft bij de dag, dat is de Russische mentaliteit. Tegelijkertijd is er een serieuze groep die zich afzondert en gedisciplineerd cultuur bedrijft. Er wordt in Rusland op een heel hoog niveau muziek en toneel gemaakt.
 
De politiek is wel veranderd. Kun je zeggen dat de politieke top inmiddels onverschilliger is geworden voor de kunst?

MK: ‘De politiek bemoeit zich alleen nog met de kunsten als de kunsten zich met de politiek bemoeien. Het communisme is natuurlijk verdwenen, en daarmee ook de dwingende leidraad van het socialistisch realisme. Muziekstukken moesten ingezet kunnen worden als arbeidsvitaminen waardoor de arbeiders harder gingen werken. De muziek wil zich alleen nu eenmaal altijd ontwikkelen, ze wil mee met Schönberg en Hindemith, maar dat viel niet in de smaak. Na de oorlog werd dergelijke muziek hard veroordeeld als ‘formalistische’ kunst.’
 
Prokofjev liet zich in de jaren ’20 en ’30 af en toe positief uit over het cultuurbeleid onder de bolsjewieken in de Sovjet-Unie. In een artikel zegt hij: “De componist moet er rekening mee houden dat er duizenden mensen in de Sovjet-Unie zijn die muziek ontdekken, mensen die in het verleden immuun voor muziek waren, er onverschillig tegenover stonden.” Is daar niks voor te zeggen?
 
MK: ‘Prokofjev was een geniaal componist, maar een onaangenaam mens. Op het conservatorium hield hij een schriftje bij waarin hij de fouten van zijn medestudenten opschreef. Zo’n persoon zal zich weinig bekommerd hebben om het proletariaat. Hij wilde gewoon carrière maken met de muziek die in zijn hoofd zat en die nu eens folkloristisch was en dan weer helemaal niet. De componistenbond zat alleen vol met afgunstige collega’s, zodat zijn muziek te pas en te onpas werd afgekeurd. Er was geen pijl op te trekken.’
 
‘Voor het bestaan van de componistenbond, in de jaren ’20 en ’30, had je twee concurrerende muziekorganisaties: de Associatie voor Hedendaagse Muziek (ASM) en de Russische Associatie van Proletarische Musici (RAPM). De ASM wilde vanuit een revolutionair idee alles afbreken en de muziek opnieuw uitvinden, als een soort dadaïstische beweging. De arbeiders die daarnaar moesten luisteren hoorden een soort plonk-plonk-plonk. Dat vonden ze zo vervelend worden dat ze het ook in het Kremlin begonnen te merken. Mosolov schreef toen bijvoorbeeld De ijzergieterij, waarmee hij het geluid van zo’n fabriek laat horen. Het was precies het socialistisch realisme wat verlangd werd, maar de componist viel een paar jaar later in ongenade bij de RAPM omdat hij het leven in de fabriek als een slavenbestaan zou hebben neergezet. Zulke tegenstrijdige beoordelingen zorgden voor chaos.’

Op een gegeven moment speelt er veel begripsverwarring rond de term formalisme. Rond 1950 weet niemand nog wat het is. Tegelijkertijd blijkt uit uw boek dat Stalin een muziekliefhebber was. Is het niet vreemd dat de uitgesproken voorkeuren van een dictator zich uiteindelijk vertaalden naar een willekeurig beleid?
 
MK: ‘Stalin hield van het grote klassieke werk: Beethoven, Mozart, Chopin, etc. Als zoon van een schoenmaker was hij een self-made intellectueel en heeft hij zelf moeten uitvinden wat hij mooi vond. Hij was ook een sentimentele man. Daarom nodigt hij Vadim Kozin uit om bij hem thuis zigeunerliedjes te zingen. Sjostakovitsj kende hij in eerste instantie ook alleen maar van zijn filmmuziek. Toen hij in 1936 naar diens Lady Macbeth van Mtsensk ging is hij zich ook wild geschrokken van de muziek. Daarna liet hij dat artikel in Pravda verschijnen: Chaos in plaats van muziek.
 
‘In het algemeen hadden de Bolsjewieken aanvankelijk niets met cultuur. Het waren lompe types die zich bezighielen met de industrialisatie en de collectivisering van de landbouw. Cultuur werd gezien als iets van de elite van vroeger, totdat ze beseften dat kunst als reclame kon dienen voor het regime. Vanaf dat moment probeerden ze Prokofjev ook weer terug te halen uit het Westen.’
 
Ik had het gevoel dat Prokofjev in uw boek tekort wordt gedaan. U schetst een lelijk portret van hem als “een kille, ambitieuze egoïst.” Als hij in 1927 na tien jaar in het Westen te hebben geleefd een reis maakt naar de Sovjet-Unie, schrijft u: “Het is bijna alsof op dat moment de eerzuchtige, ijdele Prokofjev opnieuw geboren wordt en zijn ambities zich oneindig vermeerderen nu hij een terugkeer naar zijn Moederland overweegt.” Is het inderdaad onmogelijk om sympathie te voelen voor iemand die zich niet afwendt van het vroege bolsjewisme?
 
MK: ‘Ja. Dat zou heel naïef zijn. Je moet in die tijd geweten hebben dat Lenin al een paar honderdduizend mensen had laten ombrengen. Je ziet dat Majakovski een einde aan zijn leven maakt uit teleurstelling over wat hij zag, en dat gold voor meerdere kunstenaars. Ik denk dat Prokofjev de benen zou hebben genomen als hij de mogelijkheid had gehad na zijn definitieve aankomst in 1937. Hij had eerder ook voor een leven als Stravinski kunnen kiezen, die verklaarde nooit te willen terugkeren zolang ‘dat tuig’ daar regeerde. Nabokov wilde ook niet terug zolang ‘die bandieten’ daar waren. Maar Prokofjev was een ingewikkelde persoon.
 
De componist Mosolov komt in uw boek beter uit de verf, die nota bene meevocht aan de kant van de bolsjewieken.
 
MK: ‘Mosolov geloofde in de revolutie. Het was een gelovige. Prokofjev was een opportunist. Hij probeerde eerst carrière te maken in Amerika, maar daar was Rachmaninov de betere pianist en vonden ze zijn composities te ingewikkeld. Dat was de reden dat Prokofjev eerst terugkeerde naar Parijs, waar op dat moment veel Russische emigrés woonden. Maar alle Russen lijden aan heimwee. Uiteindelijk willen ze de Russische bodem onder hun voeten voelen. Prokofjev was zo naïef dat hij dacht dat het wel zou meevallen.
 
In het boek noemt u Prokofjev zowel “gewiekst” als “naïef”. En hij zou het regime “slaafs dienen” terwijl hij bij momenten toch “openlijk minachting koestert” voor partijfunctionarissen.
 
MK: ‘Die openlijke provocaties komen later, na de Tweede Wereldoorlog, als hij zich een intouchable waant. Dan draagt hij op een bijeenkomst van Sovjetcomponisten een medaille van de Royal Philharmonic Society of London. Maar na zijn terugkomst in 1937 is hij alleen maar met zijn carrière bezig. Hij was naïef omdat hij niet besefte wat het systeem voor hem zou gaan betekenen. Dat werd hem pas duidelijk toen ze zijn familieleden begonnen te arresteren en naar de goelag stuurden. Maar in de begindagen laat hij zich lacherig uit over de dictatuur. Hij dacht dat hij zo goed was dat ze hem met rust zouden laten. Zelfs was hij ook alleen maar bezig met componeren en het uitgevoerd krijgen van zijn composities. Hij was geobsedeerd door zijn werk, en kreeg de ene hersenbloeding na de andere. Echt bezeten. Daarom zorgde hij ook slecht voor zijn vrouw, die hij als een baksteen heeft laten vallen, hoewel hij waarschijnlijk niet anders kon. Dat is de grote tragiek geweest.’
 
‘Niet lang na zijn terugkeer schrijft hij een heilscantate op Stalin, Zdravitsa. Het is best een mooi stuk, maar een walgelijke tekst. (Ik wieg mijn zoon in mijn armen en zing: ‘Je zult groeien als een tarweaar tussen de korenbloemen. Stalin zal het eerste woord op je lippen zijn. Je zult de bron kennen van dit heldere licht. In je schriftje teken je het portret van Stalin.’ – red.) Dan is hij echt de Leni Riefenstahl van de muziek. In dat opzicht was hij een hoer: willen jullie het zo, dan kunnen jullie het zo krijgen.’
 
Ja, bedankt voor de tip, fantastische muziek! Maar hij kon die opdracht toch niet weigeren?
 
MK: ‘Nee, hij had niet kunnen weigeren. Maar hij had het wat gematigder kunnen doen.’
 
Had hij de muziek minder goed moeten maken?
 
MK: ‘Ja.’
 
In 1948 valt Prokofjev in ongenade. Vanaf dat moment is hij nog slechts een naam voor de propaganda: zijn verjaardag wordt uitbundig gevierd bij de componistenbond, maar het wordt hem niet meer toegestaan iets te componeren.
 
MK: ‘Hij is arm gestorven. Al het geld van zijn Stalinprijzen had hij al opgemaakt aan een datsja en dure kleren. Die beschuldigingen van formalisme moeten gruwelijk geweest zijn voor die mensen. Ze wisten echt niet meer wat ze wel en niet mochten schrijven. Als ze eenmaal verketterd werden slonken ook de inkomsten. Maar dat moet voor tientallen componisten hebben gegolden van wie we de naam niet eens kennen.’
 
‘Ze wilden dat je een marionet was. De violist Oistrach mocht niet met zijn gezin op tournee in het Westen, daardoor was hij altijd als de dood dat zijn gezin werd opgepakt. In de partijtop speelde hetzelfde. Molotov was de rechterhand van Stalin, maar zijn vrouw heeft jaren in een concentratiekamp gezeten omdat ze Joods was. Dat is krankzinnig. Haar rehabilitatie volgde pas na de dood van Stalin, en ondertussen las en beluisterde Molotov ieder boek en lp om te bepalen wat wel of niet gepubliceerd mocht worden. Het was een schizofrene samenleving. Vandaar het wonder, dat er toch op zo’n hoog niveau cultuur werd bedreven.’
 
Is er niet een pluspunt aan een systeem waarin kunstenaars, marionetten of niet, in dienst zijn van de staat?
 
MK: ‘Vroeger speelde je als uitvoerend musicus veel voor de radio. Er werd voortdurend klassieke muziek uitgezonden. Wie de radio aanzette hoorde of het nieuws, of klassieke muziek. In dat opzicht is het inderdaad ‘leve het communisme!’ Het is alleen jammer dat het met terreur gepaard ging. Componisten kregen bij wijze van spreken per noot betaald, en wanneer ze uitgerangeerd waren in het officiële circuit konden ze altijd nog filmmuziek gaan schrijven. Dat is wat Vajnberg heeft gedaan, die zo een heel comfortabel leven kon leiden.’
 
‘Als je lid was van een kunstenaarsbond dan hoefde je je geen zorgen meer te maken over huisvesting en een basisuitkering. Dat gold voor schrijvers, beeldhouwers, componisten, etc. Het was een signaal aan het kapitalistische Westen: ‘Wij zorgen voor onze kunstenaars, en niet alleen voor de paar die succes hebben.’ Je moest natuurlijk wel wat kunnen. De componistenbond telde zo’n driehonderd leden, het was een kleine, overzichtelijke groep. Er werden vervolgens hele mooie appartementsgebouwen gebouwd waar de kunstenaars in werden ondergebracht. Sjostakovitsj zat ooit met een probleem qua huisvesting. Hij schreef een brief aan Beria en even later zat hij in een schitterend vijfkamerappartement. Ondertussen werd zijn muziek voortdurend onder vuur genomen. Daar zit geen logica in, het was een surrealistische samenleving.
 
In uw boek komen ook twee variétéartiesten aan bod. Zij lijken minder last te hebben gehad van politieke bemoeienis omdat hun teksten onschuldiger van aard waren. Was dat niet een kunst om af te kijken als klassiek componist? Om gewoon weer over de liefde te schrijven?
 

MK: ‘Ik denk dat die werelden heel gescheiden waren. Je hoort nergens dat ze naar elkaars muziek luisteren. In Moskou heb je ook een speciaal theaters voor verschillende soorten muziek.
 
Je kunt toch denken ‘nu eens geen staalballet of stuwdam, maar gewoon een leuk buurmeisje’?
 
MK: ‘Ik denk dat ze zich daar te goed voor voelden. In het variété klinken zoete liedjes, maar Prokofjev stelt zichzelf Oorlog en Vrede tot thema voor een opera, wat een enorm filosofisch werk is.’
 
Als je een verjaardagscantate voor Stalin kan schrijven, dan kan een zoet liefdeslied er toch ook wel vanaf?
 
MK: ‘Tsja, hij heeft het niet gedaan. Hij had ook een opera over Anna Karenina kunnen maken, maar koos voor Oorlog en Vrede, waar een stuk minder liefde in voorkomt.’
 
Een van de dingen die opvallen bij het lezen van De klank van de Heilstaat is de hoge vleugeldichtheid in de Sovjet-Unie. Er wordt geen appartement beschreven of er staat een piano tegen de muur. Het standaardinterieur van een gemiddelde partijbons telt een vleugel, en soms kom je zinnen als deze tegen: ‘In afwachting van hun doodsvonnis konden de gevangenen niet slapen. Zaderatski zette zich daarom aan de piano en speelde onafgebroken zijn ‘laatste’ noten, in afwachting van zijn lot.’ Na afloop van het interview moet Krielaars echter snel vertrekken voor een soundcheck in de Minard, een knusse schouwburg in het centrum van Gent, waar hij die avond een lezing geeft met muzikale intermezzo’s van mezzosopraan Henriette Schenk –tevens zijn echtgenote– en pianiste Irina Antonova. De soundcheck is nodig voor het versterken van de elektrische piano die ze zelf moesten meebrengen. De schouwburg, zo vertelt Krielaars enigszins ongemakkelijk, was niet op tijd ingelicht over het muzikale deel van het programma: ‘Anders hadden ze blijkbaar nog wel een vleugel kunnen huren.’

Winactie
Wat denk jij? Was Prokofjev vooral een geniale componist of vooral een onaangenaam mens? Stuur ons jvóór 1 november je onderbouwde visie en maak kans op een gsigneerd exemplaar van ‘De klank van de Heilstaat’. 

word ook Kleine Vriend
€4 per maand

meer dan 120 mensen
gingen je voor!