
Tegen de wind in blazen
Welke rol speelt muziek in tijden van verzet? Rietkwintet Calefax verkent dat thema samen met schrijfster Roxane van Iperen in de nieuwe editie van de jaarlijkse concertserie Welkom in Calefaxland. Vorige week gingen ze van start in TivoliVredenburg. Daar zette het gezelschap op een verrassend luchtige, reflecterende en bij vlagen ontroerende manier uiteen wat muziek betekent als tegengeluid in tijden van conflict en tegenslag. Zoals Roxane het eerder treffend schreef in een artikel: “Dat wat mensen niet kunnen, mogen of durven uitspreken, vindt als woordeloze adem in het instrument alsnog zijn weg naar buiten.”
De avond opent met een video van het kwintet in New York, opgenomen tijdens hun An American Rhapsody tour twee jaar geleden. Afgezonderd van elkaar spelen de rietblazers op verschillende plekken in de stad het weemoedige “New Amsterdam” van Moondog, de artiestennaam van de blinde componist en dichter Louis T. Hardin. Door te spelen op straat, doen de muzikanten Hardin eer aan: hij ging sinds eind jaren veertig decennialang als straatmuzikant door het leven. Terwijl de rietblazers elkaar in de video langzaamaan vinden in de stad, is er veel te ontdekken wat raakvlak heeft met het thema ‘verzet’: onder meer een graffiti-kunstwerk als eerbetoon aan de Iraanse vrijheidsstrijder Mahsa Amini, een Black Lives Matter-bord, en Washington Square Park; ooit een iconische plek waar hiphoppers, bohemiens, punkers en skateboarders elkaar vonden in hun verzet tegen de gevestigde orde.
Het verstoppen van easter eggs in de video is tekenend voor de speelse en verhalende sfeer van de avond. Het zet de toon voor het optreden nog voordat de eerste noten gespeeld zijn. Want waar ‘verzet’ als zware kost klinkt, is de thema-avond dat allerminst. Eenmaal van start in de Hertz-zaal van TivoliVredenburg blijkt er meer dan genoeg ruimte voor luchtigheid, zelfreflectie en grappen. Nog voor de aankondiging van het eerste werk “Suite No. 1 for Organ” van Florence Price (de eerste vrouwelijke zwarte componist wiens muziek werd uitgevoerd door een groot symfonieorkest in 1933 – bestaande uit alleen maar witte mannen) introduceert Roxane het rietkwintet met een knipoog, “over witte mannen gesproken.”
Aan de hand van historische context en hedendaagse voorbeelden vertelt Roxane tussen ieder werk het verhaal achter de muziek. Van wie is de geschiedenis? Van wie is muziek en cultuur? Wie hebben een stem en vooral: wie moeten er zwijgen? Aan een schrijverstafel op het podium luistert ze aandachtig mee met de uitvoeringen van Calefax. Op de tafel ligt een opengevouwen boek omgetoverd tot lamp. Het licht dat van de bladzijden komt, voelt metaforisch voor de verhalen die afstralen van zowel Roxane’s spreekkaarten als Calefax’s bladmuziek. Het meeste indruk maakt het verhaal over Olivier Messiaen’s “Abîme des oiseaux.” Hij schreef het stuk in 1940 als krijgsgevangene in een Duits concentratiekamp om met zijn muziek het prikkeldraad te overstijgen – zoals de vogels dat konden. De ontroerende solo wordt uitgevoerd door klarinettist Bart de Kater, zittend op een stoel. Daarmee volgt hij het advies op van de leraar van zijn klarinetdocent, wie met Messiaen heeft gewerkt. Hij gaf mee dat als je het werk solo wil uitvoeren zonder kwartet, dat je het dan zittend kan uitvoeren zodat het de schijn van kamermuziek heeft.
Het verhaal rondom twee preludes en fuga’s van de Russische componist Dmitri Sjostakovitsj gaat een hele andere richting op. Ondanks Stalin’s regime bleef Sjostakovitsj uit liefde voor zijn vaderland in de Soviet-Unie. De wereld van de klassieke muziek was zijn veilige plek. Roxane gebruikt haar introductie gedurfd om aan te geven dat zij zich niet altijd thuisvoelt in de wereld van klassieke muziek en begint een reflecterend gesprek met fagottist Alban over de hoge drempel die het algemene publiek kan ervaren bij klassieke muziek. Ze praten over op verkeerde momenten applaudisseren of het ongenoegen van anderen over hoesten in een stille zaal. Zelfkritiek met een zaal vol liefhebbers die – toegeven – misschien zelf ook bijdragen aan dat karakter. Maar het gesprek ontdooit de zaal juist. Als er tien minuten later op een onhandig moment wordt geapplaudisseerd (toeval, of een grap uit het publiek?), kijken Roxane en Calefax elkaar aan. “Zie je, dat mag normaal gesproken dus niet.”
Een stuk serieuzer wordt het als Roxane richting het einde van de avond stilstaat bij verzet en conflict in het hier en nu. Bij het benoemen van de genocide die op het moment plaatsvindt, houdt ze zichzelf en het publiek een spiegel voor: over onze fysieke reactie op het horen van het woord “genocide.” En is het niet vreemd dat we nu pas met zijn allen stilstaan bij wat er vandaag gebeurt, ook al gaat het de hele avond al over conflict? Een voorzichtig applaus van een enkeling volgt. Totdat Roxane het op een poëtische manier toelicht, in aanloop naar een zichtbaar geëmotioneerde oproep: “Ik vraag u niet vanavond om in het verzet te treden, maar het minste wat ik kan vragen is dat u oog houdt voor ieders menselijkheid, ongeacht afkomst of paspoort.” Waar Calefax raakt met noten, doet Roxane dat met woorden. Een luid gejuich en applaus vanuit de hele zaal volgt het voorzichtige klapje op: hoe Roxane ‘soleert’ met woorden maakt veel indruk.
“Airports” van de Syrische klarinettist en componist Kinan Azmeh is daarmee een toepasselijke afsluiter. De in New York woonachtige Azmeh schreef het nummer in 2006, geïnspireerd door de problemen als Syrische paspoorthouder om door de beveiliging op een vliegveld te komen. Toen hij na Trump’s Muslim Ban werd vastgehouden op een vliegveld, fantaseerde hij over een melodie die iedereen op het vliegveld mee zou neuriën als een geluid van solidariteit. In een videoboodschap voorafgaand aan Calefax’s vertolking, vertelt Azmeh dat hij het nummer opdraagt aan iedereen “die ‘de ander’ is, vanwege hun paspoort, vanwege hun huidskleur of voor hun politieke of religieuze opvattingen”. Halverwege het stuk nodigt Calefax het publiek uit om de opbeurende melodie mee te neuriën, waar zaal breed gehoor aan wordt gegeven. Eenmaal de zaal uit, wordt Azmeh’s nummer ook gedraaid in het café, en wordt de melodie zelfs bij de kluisjes nog geneuried door verschillende bezoekers die huiswaarts gaan. De melodie leeft voort. Was het overal maar zo vredig als in Calefaxland.
Roxane van Iperen in Calefaxland is de komende weken nog te zien in Leiden, Eindhoven, Dordrecht en afsluitend op zondag 11 mei in Koninklijk Theater Carré. De speeldata en meer informatie vind je hier.