Altviool is mooier
Altvioliste Esther Apituley is solist en maakt muziektheater met haar stichting Viola Viola. Haar missie is om klassieke muziek toegankelijker te maken voor een groot publiek en daarmee is ze een niet te stuiten ambassadeur voor de altviool! Esther vertelt in haar minicollege over de wonderen van de altviool en het toegankelijk maken van klassieke muziek.
‘Ik ben inderdaad altviolist en dat is mijn grote passie. Het belangrijkste in m’n leven. Toen ik klein was speelde mijn broer al viool en die studeerde altijd in een kamertje. Ik kon niet zien dat hij daar studeerde, maar ik hoorde die klanken zo over de deurpost komen. Ik ging dan altijd zitten luisteren op de koude tegels en ik vond die vioolklanken magisch! Ik vroeg aan mijn moeder of ik ook viool mocht spelen, maar ze zei nee. Ze vond dat we niet twee violisten in huis konden hebben en daarom moest ik piano gaan studeren. Ik ben blijven zeuren en zeuren en op mijn twaalfde mocht ik eindelijk ook op viool en kreeg ik een viooltje.
Mijn vader was oogarts en had een praktijk aan huis. Op een dag was er een patiënt die mij hoorde studeren, ik was toen twaalf. Die patiënt kwam boven en zei dat hij mij wel wilde lesgeven. Het was de altviolist Karl Schouten, aanvoerder van het Concertgebouworkest. Vanaf dat moment kwam ik bij hem thuis in de Johannes Verhulststraat. Op vier hoog kwam in een kamertje terecht waar alleen maar grijze muren waren. De gordijnen waren dicht, er stond een lessenaar in het midden en er hing een heel groot affiche van het Concertgebouw. Heel saai vond ik het daar, maar het ging natuurlijk om de focus van het viool spelen. Binnen een halve les zei hij tegen mij: “Jij gaat altviool spelen. Ik hoor het. Jij wilt alleen maar op de lage snaren spelen.” Dat klopte, want de hoge snaren deden pijn aan mijn oren. Dat vond ik penetrant. Toen ben ik vrij snel overgegaan naar de altviool.
Ik vond de klank mooi en dat lichaam van die altviool paste ook gewoon helemaal bij mij. Die diepe klank vond ik veel spannender dan de viool, die best wel pijn aan mijn oren deed. Ik zal het ook even hebben over het verschil tussen de viool en de altviool. De viool heeft een hogere snaar dan de altviool en die hoge E snaar is heel erg dun. Daar kun je echt zo iemand z’n keel mee doorsnijden, zo scherp is die. Als je altviool speelt verdwijn je gewoon in die warme, sonore melancholisch klank. Altviolisten vinden het vaak ook heerlijk om lange noten te spelen. Gewoon lekker op één noot blijven hangen en dan helemaal in die toon gaan zitten. Wij altviolisten zijn niet van de virtuositeit. Violisten willen graag snel spelen. Ze willen laten zien hoe goed ze kunnen zijn. Ik denk dat het instrument ook wel bepaalt wat voor karakter je krijgt. Het beïnvloed wel je zijn. Als je altijd eerste viool speelt, dan wordt je een ander figuur dan als je altviolist bent in een orkest.
‘En dat allemaal door het verschil van één snaar.’
De altviool zorgt er ook voor dat de eerste viool mooi kan etaleren met zijn hoge klanken. Als altviolist in een orkest of kwartet moet je een beetje de assistent zijn, zoals in de chirurgie de chirurg snijdt en de assistent het juiste mes moet aangeven anders gaat het mis. Als je als altviolist niet de juiste klank geeft voor de violist, dan kan hij ook niet goed spelen. Je staat eigenlijk in dienst van de violist en van de melodie.
Solisten
Ik heb eerst in een orkest gespeeld, maar ik wilde eigenlijk altijd de andere kant op strijken en niet zoveel vibreren. Ik wou alles heel anders, dus ik dacht misschien moet ik maar stoppen met in een orkest spelen en toen ben ik voor mezelf begonnen. Toen bleek dat er op dat moment eigenlijk helemaal geen altviool solisten bestonden in Nederland. Er was wel een agentschap en daar ben ik toen naartoe gegaan. Het was het enige agentschap in heel Nederland en ik had een afspraak met die meneer en zei dat ik graag solist wilde worden op de altviool. Hij zei: “Dat raak ik aan de straatstenen niet kwijt. Sorry, wie wil er nou een altviool recital horen?” Toen ging ik met de staart tussen m’n benen weer naar huis en dacht ik, ik zal hem krijgen ook!
Ik ben doorgegaan en uiteindelijk heeft hij me heel goed geholpen! Uiteindelijk heb ik heel veel solo gespeeld met orkesten. Het was een strijd om te laten zien dat het instrument ook op zichzelf kan staan en niet alleen maar in het kader van een kwartet of orkest. Er is wel solo repertoire, maar niet heel veel. Er is helaas niet veel geschreven. Daarom leen ik ook heel veel van violisten en cellisten en zang en eigenlijk van alles waarvan ik denk dat het mooi is op de altviool. Ik hou bijvoorbeeld heel erg van Bach en ik heb een Bach cd gemaakt, maar dan kan ik dus alleen maar stukken spelen die hij heeft geschreven voor viool of voor cello. Één van die stukken is de Sarabande van Partita No.2 en als je die hoort op altviool en viool, dan is dat zo verschillend dat je het bijna niet kan vergelijken. Het is exact dezelfde muziek, maar het is zo’n andere sfeer. En het is natuurlijk heel persoonlijk waar je van houdt.
Ik ben volkomen begeesterd door de klank van de altviool.
Ik ga even terug naar mijn jeugd, toen ik dus voor het eerst bij die Karl Schouten was en voor het eerst altviool ging spelen. Die man gaf me zo verschrikkelijk veel les. Hij wilde gewoon dat ik de beste altviolist van de wereld zou worden, omdat er zo weinig altviolisten waren. Dus ik woonde half bij hem. Maar dan moest ik ook wel eens naar de wc en in zijn kamer was het allemaal heel netjes, maar zijn wc was helemaal volgeplakt met blote dames op het strand of op een auto. Allemaal naakte vrouwen. Dus het contrast, dat was zo krankzinnig! Toen durfde ik dat niet te zeggen, maar dat gaf me wel een hele andere manier van spelen. Het beïnvloedde mijn spel, omdat ik dacht: er is een hele facade van iets heel moois, maar er gebeurt van alles achter.
Misschien dat ik dat daarom ook mee heb gekregen, in mijn hele leven, en nu ook met mijn missie om klassieke muziek toegankelijker te maken en om het ook in het theater te doen. En om klassieke muziek in een setting te zetten met tekst, met licht, met humor, op een andere manier, zodat je anders gaat luisteren naar best wel hele serieuze muziek. Want het is natuurlijk ontzettend serieus. Maar omdat het abstract is werkt het in het theater ontzettend goed. Als je teksten hoort en je neemt daarin de muziek mee, dan ga je met die tekst naar de muziek luisteren en dan krijgt de muziek een hele andere betekenis. Op die manier neem je mensen die niet gewend zijn veel te luisteren naar klassieke muziek aan de hand mee om toch naar Bach te luisteren of naar Elgar of Debussy of Stravinsky.
“Ik vind klassieke muziek behoorlijk serieus.”
Het heeft te maken met de sfeer die eromheen hangt. Als ik alleen al een akkoord op een piano of een noot van een viool hoor, dan raak ik gelijk in een soort trance. Ik ga niet lachen en het maakt een soort emotie los. En emoties zijn best wel serieus.
Stravinsky
Als ik een project ga beginnen, zoals ik nu bijvoorbeeld Stravinsky ga doen, dan probeer ik de intentie van de componist uit het stuk te halen en die om te zetten in een voorstelling. Ik trek het naar deze tijd, maar Stravinsky die het bedoeld heeft op een bepaalde manier wil ik wel respecteren. Ik gebruik zijn muziek om het theatraal te maken.
Wat ik heel graag nog aan wil laten horen is Mozarts Concertante Symfonie voor viool en altviool. Daarin hebben de viool en altviool een mooie dialoog. Als die altviool binnenkomt, dan denk je dat het allemaal goed gaat komen met de wereld!’
Wil je het hele verhaal van Esther horen? Luister dan naar de Podcast Minicollege!