
Madrigalen van Vijf Woelmuizen
Sanne schreef een improvisatie op een 5 stemmig madrigaal van Gesualdo da Venosa (1566-1613)
– Bibber niet, alstublieft.
– Ik bibber niet.
– Je beeft.
– Je beeft van de kou.
– Hij beeft niet.
– Het kan niet van de kou zijn.
– Het is niet van de kou.
– Wij zitten hier toch goed.
– Wat is goed?
– Wij zitten hier vast.
– We kunnen een beetje praten.
– Praten in onze moedertaal zeker: piepen.
– Spreek niet van onze moeder.
– Onze moeder is weg.
– Onze moeder is dood.
– Zullen we voor haar bidden?
– Wij bidden niet.
– Alleen torenvalken bidden.
– Als je een valk ziet, haast je dan weg.
– Haast je dan weg, ja.
– Je bent gestopt.
– Met wat?
– Je bent gestopt met beven.
– Beter niet beven.
– Beven is voor later.
– Het is een dag van duisternis.
– Duh, we zitten ondergronds.
– De omstandigheden zijn ellendig.
– Ach, het is hier donker, ja.
– Het is hier donker maar we hebben elkaar.
– Ik heb last.
– Ik heb ook last van chromatiek.
– Je bedoelt last van reumatiek.
– Hij bedoelt in zijn poten.
– Hij woelt te weinig, daarvan komt de last.
– We moeten naar buiten.
– We moeten naar boven.
– Wie moet naar boven voor eten?
– Als ik niet ga kijken, sterf ik niet.
– Maar door niet te kijken, leef je niet.
– Ik ga, meer zeg ik niet.
– Als jij vlucht, zal ik niet blijven.
– Ik ga niet, daarmee uit.
– Als jij blijft, blijf ik ook.
– Wij zullen dan in stilte sterven.
– Stilte is niks voor ons.
– Wij piepen hoog in onze moedertaal.
– Ik meen het, zwijg over onze moeder.
– Donkerte is niks voor ons.
– Wij zijn nochtans voor het donker geboren.
– Wij fladderen als motten naar een vlam.
– Wij trippelen als muizen naar de zon.
– Wij zijn muizen die horen te woelen.
– Vlucht en vlieg terug.
– Kruip en vlucht terug.
– Het licht zal je bijten.
– Als een brutaal muggetje.
– O pijnlijke vreugde.
– O zachte pijn.
– Het licht zal ons bijten.
– We zullen spelen in het heldere licht.
– Helder ja, maar verschroeiend.
– Dan voelen we een andere kracht die brandt.
– Dan zien we onze ware kleuren.
– Beneden zien we zwart, wat zijn onze ware kleuren?
– Wat gebeurt er nu?
– Wat verstoort ons nu?
– De tegel wordt gelicht.
– Het licht wordt onttegeld.
– Laat ons in het donker, laat ons.
– Op ons tere, donkergrijze kleed.
– Is donkergrijs dan onze ware kleur?
– Het is de gewoonte van de schone zon.
– Om helder op iedereen te schijnen.
– Maar op ons schijnt ze donker en somber.
– O die gelukkige mensen.
– Die naar onze zon kijken.
– En met haar woorden en blikken uitwisselen.
– O mens, geef onze tegel terug.
– Laat ons in het donker, laat ons.
– Ah, hoe zucht ik tevergeefs.
– Ah, hoe staar ik tevergeefs.
– Een bloem daar, puur wit, vers groen.
– De zon verguldt haar.
– De zon kijkt neer op onze modder.
– Bibber niet, alstublieft.
– Ik bibber niet.
– Welles.
– Wij bibberen van het licht.
– Wij bibberen van het licht dat door onze huid schijnt.
– Degene die ons misschien redt.
– Diegene doodt ons en helpt ons niet.
– Degene die grabbelt.
– Bleke huid, naakte huid.
– Degene die ons misschien redt.
– Piep zo niet, alstublieft.
– Piepen is onze moedertaal.
– Madrigalen zijn toch in moedertalen.
– Onze moeder is weg.
– Onze moeder is dood.
– Hoe heet die lachende vogel?
– Een valk?
– Een valk? Nee.
– Een dinges.
– De lachende vogel is een specht.
over Sanne Huysmans
Sanne Huysmans (1988) is schrijver en filosoof. Rafelen (2017), haar debuutroman ontving de publieksprijs van de Confituur Boekhandels. Met haar nieuwste boek Iemand moest het doen (2024) schreef Sanne een urgente en poëtische roman over de (verdwijnende) waarde van gemeenschap en een ode aan het eenvoudige leven. Ze woont en schrijft in de vallei van de Grote Nete, waar de natuur haar werk inspireert, en is naast schrijver ook oprichter van een platenlabel, bakker en boswachter.