Gemiste Sterren – Julius Eastman
In de zesdelige podcastserie ‘Gemiste Sterren’ gaan presentator Floris Kortie en Orville Breeveld op zoek naar onterecht vergeten zwarte componisten binnen de klassieke muziek. Waarom heeft men nauwelijks van hen gehoord? Zouden zij niet een plek verdienen tussen de bekende namen als Mahler en Stravinsky op het balkon van Het Concertgebouw? In elke aflevering staat één componist centraal, in de sociaal-historische context van zijn tijd. Welke muziek is vergeten, en waarom? Wat is er zo goed aan die muziek en welke verhalen hangen er omheen?
Online vertellen we je graag alvast wat meer over de componisten met deze week de componist uit aflevering 4: Julius Eastman. Luister naar de podcast voor de hele aflevering.
Julius Eastman (24 oktober 1940 – 28 mei 1990)
Jonge jaren
Julius Dunbar Eastman jr (vernoemd naar zijn vader de dichter Paul Dunbar) werd geboren in New York City en groeide op in de stad Itchaca met zijn moeder Frances Eastman en zijn jongere broer Gerry. Zijn moeder werkte als inspecteur voor een energiemaatschappij en later als bibliothecaris in een ziekenhuis. Zijn vader was bouwkundig ingenieur, maar Julius groeide volgens de bronnen op met zijn moeder en broertje.
Hij en zijn jongere broer Garry bleken al op jonge leeftijd een sterke aanleg voor muziek te hebben. Zijn moeder kocht bladmuziek van ‘Für Elise’ voor hem en Julius leerde zichzelf noten lezen. Zijn broertje Gerry leerde zichzelf gitaarspelen. Zijn moeder had het niet breed, maar bleef in Itchaca wonen omdat zij wilde voorkomen (mochten ze naar New York City verhuizen) dat haar zoons in de drugswereld zouden stranden. Al voor hij officieel les kreeg componeerde Julius zijn eigen liedjes en zong hij terwijl hij zich op de piano begeleidde.
Hij zat een jaar op Itchaca College waar zijn bijzondere talent werd ontdekt. In overleg met zijn moeder ging hij echter auditie voor piano doen op Curtis Institute en werd daar aangenomen. Een gerenommeerde pianist, Mieczyslaw Horszowski, nam hem aan en ontfermde zich over Julius als docent. Hier studeerde hij Bach, Ravel, Bartok, Debussy en ga zo maar door. Na twee jaar deed hij tevens het compositie programma waar hij compositie studeerde met Constant Vauclain. In 1963 studeerde hij af in compositie.
Creative Associates
Na zijn studie reisde Julius af naar Buffalo om zich aan te sluiten bij een collectief genaamd de Creative Associates, die gevestigd was in de University of Buffalo. Bekende componisten als Morton Feldman, Lukas Foss en anderen waren bij dit collectief aangesloten. Lukas Foss nodigde hem uit om zich aan te sluiten. Tevens sloot Eastman zich ook aan bij het zogenaamde S.E.M Ensemble. Het was bijzonder dat een zwarte man toegelaten werd bij deze collectieven en ensembles.
Parallel aan deze ontwikkelingen was Eastman een veelgevraagd zanger en pianist in het populaire ‘downtown’ circuit. Hij sloot zich ook aan in het universitaire circuit waar jazz giganten als Charles Mingus en Archie Shepp doceerde.
Als lid van de Creative Associates had Eastman ruim de gelegenheid om met zijn eigen muziek en dat van de andere leden te toeren. Ook in Europa. Zij toerden begin jaren 70 in Duitsland, Italie, Belgie, en Engeland. Hij had gedurende deze periode een job als muziekdocent muziektheorie aan de universiteit en later was hij ook assistent professor aan State University Buffalo. Helaas verloor hij deze baantjes omdat hem het administratieve gedeelte van de baan niet beviel en hij te vaak afwezig was.
Jazz
Na deze periode besloot hij veelvuldig te spelen met zijn broertje Gerry, die inmiddels een gerenommeerd gitarist, bassist, componist en bandleider was. Gerry speelde al bij de Count Basie Orchestra en had een eigen muziekschool.
In 1976 verhuisde Julius naar New York en raakte hij betrokken bij Brooklyn Philharmonic (toen onder leiding van de oude Creative Associate vriend- Lukass Foss. Hier ontmoette hij diverse andere Afro Amerikaanse klassieke componisten die zich hadden verenigd in de Brooklyn Philharmonic Community Concert Series. In deze periode werden zijn werken opgevoerd in de downtown venue ‘the kitchen’. Eind jaren 70 en begin jaren 80 werkte hij met Arthur Russell, en Meredith Monk samen, waar hij tevens als vocalist opnames deed.
Dakloos en verslaafd
In New York City raakte Eastman diep in de financiele problemen en kampte met drugs en alcoholverslavingen. Hij werd in 1980 door de politie op straat gezet en tevens veel van zijn werken die nooit meer terug zijn gevonden. Hij verbleef in een daklozen opvang. Hij kreeg nog een kans om op Cornell University les te geven als docent zang, maar hij bleek te verbitterd en onberekenbaar om het ambt goed uit te voeren. Hij stierf in mei 1990 aan een hartaanval, maar dit werd pas acht maanden later ontdekt.
Zwart
Zijn broer Gerry en zijn moeder Frances vertellen in interviews dat Eastman nooit echt doorbrak vanwege de racistische tegenstand die hij kreeg in de klassieke wereld. Hij werd, ondanks zijn goede netwerk, nooit opgenomen in de commerciële wereld van de klassieke muziek die door de witte elite gedomineerd werd. Hij gebruikte zijn muziek en de titels van de werken om zijn ergernis te ventileren en een signaal af te geven. Zoals hij werd gezien in de puurste vorm door de witte klassieke wereld en media zo noemde hij, ongepolijst en rauw, zijn werken. Titels als ‘Crazy N… woord’ en ‘ Evil N….woord ’ zijn bekende namen als onderdeel van de zogenaamde ‘N….. woord series’. Begin jaren 80 hebben deze titels bij Northwest University voor aardig wat protest gezorgd. De ‘N…woord’ Series staan voor hem het slavenfundament waar Amerika op gebouwd is.
Gay
Eastman wilde zoals hij stelde aan andere volledig zijn wie hij was en schaamde zich er allerminst voor. Uitgesproken zwart, uitgesproken musicus en uitgesproken gay. Zodoende liet hij dat ook in zijn werken doorspreken zoals in ‘Gay Guerrilla’. Eastman was recht voor z’n raap en deinsde nergens voor terug. Hij wilde volledig zichzelf zijn en liet dat in zijn muziek horen en voelen.
Luister ook naar onze ‘Gemiste Sterren’ playlist met muziek uit de podcast: